Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [37]Aan den man, wiens weg [38]verborgen is, en [39]dien God overdekt heeft? 37. Versta hierop uit vs.20: Waarom geeft Hij het licht? 38. Dat is, bezet met zo velerlei kwaad, dat hij geen uitkomst ziet om te kunnen uitworstelen. 39. God wordt gezegd onzen weg te overdekken als Hij ons niet enig middel toont om het ongeluk te ontgaan. Vergelijk onder, hfdst.19 vs.8; Klaagl.3:7,9. Anders, om welken God omtuind heeft; te weten, met ellenden.